• Blog

Wet Affectieschade: Bewustwording voor de positie van broers en zussen

Judith van Setten- van den Brink

De Tweede Kamer heeft op 13 februari 2024 unaniem een motie aangenomen dat broers en zussen aanspraak zouden moeten kunnen maken op de vergoeding van affectieschade. Tot op heden had deze groep nabestaanden op grond van de wet in beginsel geen recht op een tegemoetkoming. Wat betekent deze motie voor de letselschadepraktijk?

Wet affectieschade

In een eerdere blog van 6 juni 2022 schreef ik over de inwerkingtreding van de Wet affectieschade. Kortgezegd heeft sinds 1 januari 2019 een beperkte groep van naasten en nabestaanden van het slachtoffer een recht op schadevergoeding voor affectieschade. Deze schadevergoeding is een compensatie voor het leed en het verdriet van naasten en nabestaanden als een persoon waarmee zij een affectieve relatie hebben door een incident zeer ernstig en blijvend gewond raakt of overlijdt.

De huidige kring van gerechtigden in de wet

Het recht op vergoeding voor affectieschade is in de wet geregeld in artikel 6:107 BW. In lid 2 worden een aantal personen genoemd die hier aanspraak op maken. Samengevat gaat het hierbij om de partner, ouders en kinderen van het slachtoffer.

Affectieschade: bedragen

In de wet zijn de vergoedingen als volgt vastgesteld:

 

Ernstig en blijvend letsel

Overlijden

Ernstig en blijvend letsel door een misdrijf

Overlijden door een misdrijf

Echtgenoten en geregistreerde partners (a)

€ 15.000

€ 17.500

€ 17.500

€ 20.000

Levensgezellen (b)

€ 15.000

€ 17.500

€17.500

€ 20.000

Minderjarige kinderen en ouders (c en d)

€ 15.000

€ 17.500

€17.500

€ 20.000

Meerderjarige thuiswonende kinderen en ouders (c)

€ 15.000

€ 17.500

€17.500

€ 20.000

Pleegkinderen en ouders (f)

€ 15.000

€ 17.500

€17.500

€ 20.000

Meerderjarige niet-thuiswonende kinderen en ouders (c en d)

€ 12.500

€ 15.000

€ 15.000

€17.500

Zorg in gezinsverband (e en f)

€ 15.000

€ 17.500

€ 17.500

€ 20.000

Overige nauwe persoonlijke relaties (g)

€ 12.500

€ 15.000

€ 15.000

€ 17.500

De wetgever had er uitdrukkelijk voor gekozen om broers en zussen niet als gerechtigden in de wet op te nemen. Een broer of zus komt alleen in aanmerking voor een vergoeding van affectieschade indien hij of zij kan aantonen dat er sprake is of was van een nauwe persoonlijke relatie tot het slachtoffer. Toekenning vindt dan plaats op de “g-grond”.

In de rechtspraak wordt ook niet snel aangenomen dat broers en zussen een ‘zodanig nauwe persoonlijke relatie’ hebben met het slachtoffer.[1] Een nauwe persoonlijke relatie wordt bijvoorbeeld alleen aangenomen als de broer of zus en het slachtoffer voor elkaar zorgden of als volwassenen samen hebben gewoond. Hierdoor is het lastig voor broers en zussen om daadwerkelijk een vergoeding te krijgen voor de geleden affectieschade, omdat zij moeten aantonen dat hun relatie met het slachtoffer verdergaat dan de ‘normale’ relatie tussen broers en zussen.

Schadefonds Geweldsmisdrijven

In tegenstelling tot de Wet affectieschade biedt het Schadefonds Geweldsmisdrijven wel een mogelijkheid voor financiële tegemoetkoming aan broers en zussen. Bij het Schadefonds worden broers en zussen van het slachtoffers aangemerkt als ‘naasten’. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is echter alleen betrokken in gevallen van misdrijven door opzet, dan wel schuld. In veel gevallen kunnen broers en zussen daar geen aanspraak op maken.

Uitbreiding kring van gerechtigden

In 2020 zijn reeds Kamervragen gesteld aan de minister voor Rechtsbescherming over de vergoeding van affectieschade voor broers en zussen van het slachtoffer. De minister zag op dat moment geen aanleiding om de Wet Affectieschade te wijzigen, maar deed de toezegging om in een evaluatie van de wet de (afbakening van de) groep aanspraakgerechtigden te betrekken.[2]

Tijdens een Commissiedebat van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid op 23 februari 2023 kwam het onderwerp opnieuw ter sprake. Aanleiding daarvoor was het gesprek met nabestaanden van slachtoffers van de MH-17. Het ontbreken van een vergoeding van affectieschaden voor broers en zussen werd door hen gezien als een knelpunt. De commissieleden waren het erover eens dat een verruiming van de Wet affectieschade passend zou zijn, onder meer vanwege de strikte voorwaarden waaraan de vorderingen nu worden getoetst.[3]

Motie Tweede Kamer

De motie, die op 13 februari 2024 unaniem is aangenomen door de Tweede Kamer, roept de wetgever op om broers en zussen uitdrukkelijk op te nemen in de kring van gerechtigden. Een broer of zus hoeft daarmee niet meer aan te tonen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke relatie. Het enkele ‘zijn’ van broer of zus is dan in beginsel voldoende om in aanmerking te komen voor vergoeding voor de geleden affectieschade, mocht aan de overige voorwaarden van het artikel zijn voldaan.

De door de Tweede Kamer aangenomen motie is nog niet uitgewerkt tot een wetsvoorstel. Er is nog geen zicht op een concrete wetswijziging. In de Memorie van Toelichting wordt echter vermeld dat een wetsvoorstel in voorbereiding is.[4]

De toekomst

De motie zal in de praktijk onvermijdelijk ook tot nieuwe en andere vragen leiden. In de huidige wet is ten aanzien van ernstig letsel of overlijden van kinderen onderscheid gemaakt in meerderjarig en minderjarige kinderen, zo ook voor thuiswonende en uitwonende kinderen. De wetgever zal ten aanzien van broers en zussen ook eenzelfde onderscheid moeten maken. Ook zal de wetgever zich moeten uitlaten over de verhouding tussen de kinderen in samengestelde gezinnen.

Conclusie

Deze motie doet recht aan de behoefte van erkenning voor de positie van broers en zussen na ernstig letsel of overlijden. Tegelijkertijd zal het ook vragen oproepen en zullen er nog steeds grijze gebieden zijn. Dit spanningsveld geeft ook aan dat affectieschade in de praktijk onmogelijk te vatten is in categorieën. Deze motie beschouwen wij wel als een belangrijke stap naar erkenning voor de situatie waarin broers en zussen na ernstig letsel / overlijden worden gebracht.

Met belangstelling volgen wij de ontwikkelingen en de totstandkoming van het wetsvoorstel, waarin de motie concreet zal worden uitgewerkt.

 

1. Zie onder andere rechtbank Noord-Nederland 13 juli 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2780 en hof Den Bosch 17 mei 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1551.

2. Antwoorden van de Minister voor Rechtsbescherming op schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) over het vergoeden van affectieschade voor broers en zussen van het slachtoffer (2020Z13589, ingezonden 6 juli 2020).

3. Kamerstukken II 2022-23, 33 552, nr. 108.

4. Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VI, nr. 2, p. 22.

Deel dit artikel:

Judith van Setten- van den Brink

Letselschadeadvocaat

Vertel ons wat er is gebeurd en wij gaan voor u aan de slag