• Blog

Vergoeding van shockschade: Hogeveense Flat-arrest

Marieke Quaak

In eerdere blogs is geschreven over de vergoeding voor affectieschade. In dit blog schrijf ik over de schadevergoeding voor shockschade. Op 28 juni 2022 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin de Hoge Raad gezichtspunten hanteert voor de vergoeding van shockschade. In dit blog ga ik in op de ontwikkeling rond de vergoeding van shockschade en wat dit betekent voor de letselschadepraktijk.

Op 22 februari 2002 heeft de Hoge Raad in het Taxibus-arrest voor het eerst de vergoeding van shockschade toegekend[1]. In de betreffende zaak was een moeder op een verschrikkelijke manier geconfronteerd met het overlijden van haar dochter. Toentertijd bestond er nog geen bepaling in de wet waar mensen het recht hadden op vergoeding van de affectieschade. De Hoge Raad zag een verschil tussen affectieschade en shockschade. De moeder had geen recht op affectieschadevergoeding: het leed en het verdriet dat zij had door het overlijden van haar dochter. Wel had zij recht op schadevergoeding voor de shockschade: de materiële en immateriële schade die zij leed door de confrontatie met de directe gevolgen van het ongeval.

De vereisten voor shockschade vanuit het Taxibus-arrest

In het Taxibus-arrest zijn een aantal voorwaarden opgenomen, waaraan moest worden voldaan om een vordering tot vergoeding van de shockschade toe te wijzen:

  • Een ernstig ongeval veroorzaakt door de schending van een verkeers- of veiligheidsnorm;

  • waardoor iemand (het primaire slachtoffer) wordt gedood of gewond raakt;

  • iemand anders (het secundaire slachtoffer, degene die vergoeding van de shockschade vordert), neemt het ongeval waar of wordt direct met de gevolgen van het ongeval geconfronteerd;

  • de waarneming of confrontatie veroorzaakt een heftige emotionele schok, wat geestelijk letsel veroorzaakt. Dat zal zich met name voordoen als sprake is van een hechte of sterke band tussen het primaire en het secundaire slachtoffer.[2]

Het opgelopen geestelijke letsel moest wel worden vastgesteld. ‘Dit zal over het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.’[3] Dit is vaak een diagnose, gesteld door een psychiater of een psycholoog.

Als aan al deze vereisten was voldaan, had de persoon die door onrechtmatig handelen een ander dood of verwondde, ook onrechtmatig gehandeld tegen de persoon die als gevolg van de confrontatie daarmee een hevige emotionele schok ervoer. Er ontstond een verplichting voor de vergoeding van de materiële en de immateriële schade.

 

Confrontatie

De belangrijkste voorwaarde was het ‘confrontatie’-criterium. Er moest een rechtstreeks verband bestaan tussen de gebeurtenis en het geestelijk letsel dat het secundaire slachtoffer door de confrontatie met de gevolgen van deze gebeurtenis opliep.[4] Het was niet vereist dat het secundaire slachtoffer op de plaats van het ongeval aanwezig was. Het was ook voldoende als het secundaire slachtoffer direct na het ongeval met de gevolgen daarvan werd geconfronteerd.

In de praktijk kwam het voor dat mensen achteraf werden geconfronteerd met de gevolgen van de schadeveroorzakende gebeurtenis, bijvoorbeeld in het mortuarium of via overdracht van de politie.[5] Als deze mensen PTSS opliepen van de confrontatie, kwam dit niet als shockschade tot vergoeding in aanmerking. Dan was de confrontatie namelijk niet het directe gevolg van de gebeurtenis.

 

Nieuwe gezichtspunten in het Hoogeveen-arrest

In het Hoogeveen-arrest ging het om een acht jarig meisje dat van de tiende verdieping van een flat naar beneden is gevallen. De moeder van het meisje is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. De vader van het meisje vordert een vergoeding voor de shockschade die hij heeft opgelopen. De vader werd in het mortuarium met het lichaam van zijn dochter geconfronteerd en daarbij met de schokkende, verwoestende impact van de val op haar lichaam. Als gevolg hiervan heeft de vader PTSS opgelopen.

 

De Hoge Raad stelde in deze zaak nieuwe gezichtspunten op voor de toekenning van shockschade:[6]

  • De aard, toedracht en de gevolgen van de tegen het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;

  • De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de tegen het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of op een andere manier te weten is gekomen dat tegen het primaire slachtoffer onrechtmatig is gehandeld, of dat hij daarna met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een later confrontatie kan een rol spelen of de confrontatie onverwachts was. Bij dit gezichtspunt kan daarnaast meewegen of het secundaire slachtoffer vanwege zijn beroep deze schokkende gebeurtenis had kunnen verwachten (denk hierbij aan een politieagent of een ambulancemedewerker).

  • De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer. Hier wordt gekeken wat de band is tussen het primaire en secundaire slachtoffer. Als zij geen hechte of sterke band hebben dan wordt niet snel onrechtmatigheid tegenover het secundaire slachtoffer aangenomen.

De punten die de Hoge Raad hier heeft genoemd, zijn geen eisen, maar gezichtspunten. Dit betekent dat niet aan elke voorwaarde voldaan hoeft te zijn om de shockschade vergoed te krijgen. De rechter moet elk geval aan de hand van deze gezichtspunten beoordelen. Daarnaast komt aan het ene gezichtspunt niet meer betekenis toe dan aan de andere. Als aan een van de gezichtspunten niet is voldaan kan de rechter alsnog de vordering toewijzen, als aan de andere twee gezichtspunten wel is voldaan en daar genoeg betekenis aan kan worden gegeven. [7]

 

Belangrijke verschillen tussen Taxibus en Hoogeveen.

Confrontatiecriterium

Het confrontatiecriterium wordt in Hoogeveen niet meer als harde eis geformuleerd voor de onrechtmatigheid, maar als een gezichtspunt dat meeweegt bij de beoordeling van de onrechtmatigheid. Mocht de mate van confrontatie niet overtuigend genoeg zijn om van onrechtmatigheid te spreken, kunnen de omstandigheden van de overige twee gezichtspunten dit compenseren, waardoor alsnog van onrechtmatigheid kan worden gesproken. Dit betekent echter niet dat confrontatiecriterium niet meer belangrijk is. Het is nog steeds een belangrijk onderdeel van de vordering tot vergoeding van shockschade.

De band tussen het primaire en secundaire slachtoffer

In Taxibus oordeelde de Hoge Raad dat het ontstaan van een emotionele schok na confrontatie met een gebeurtenis met name zich zal voordoen als sprake is van een sterke en hechte band tussen het primaire en het secundaire slachtoffer. Sinds Hoogeveen is deze voorwaarde wat versoepeld. De Hoge Raad oordeelt dat bij het ontbreken van een sterke of hechte band niet snel onrechtmatigheid zal worden aangenomen. Mocht een hechte band ontbreken, kan alsnog onrechtmatigheid worden aangenomen als aan de andere twee gezichtspunten genoeg gewicht kan worden toegekend.

Vereiste van geestelijk letsel

In Taxibus bepaalde de Hoge Raad dat geestelijk letsel slechts het geval is als een psycholoog of psychiater een diagnose heeft gesteld. In Hoogeveen oordeelde de Hoge Raad dat het geestelijke letsel naar ‘objectieve maatstaven’ moet worden vastgesteld en dat daar over het algemeen sprake van is als sprake is als er een diagnose is van de psycholoog of een psychiater. Dit is eveneens een verruiming. Als de rechter op grond van een rapportage van een bevoegde deskundige (zoals een huisarts) tot het oordeel komt dat sprake is van psychisch letsel, kan er schadevergoeding worden toegekend. Dit kan ook als in de rapportage geen diagnose van een psycholoog of psychiater is opgneomen.[8]

 

Conclusie

In het Hoogeveen-arrest zijn door middel van nieuwe gezichtspunten de vereisten voor de toekenning van shockschade verruimd. Met name op grond van het confrontatie-criterium en het vereiste van geestelijk letsel lijken er voor de secundaire slachtoffers ruimere mogelijkheden te bestaan om hun shockschade vergoed te krijgen. Benadeelden moeten aan de hand van de bestaande gezichtspunten onderbouwen dat sprake is van een rechtstreekse onrechtmatige daad tegen hen. Kan op grond van een van de gezichtspunten niet gesproken worden van onrechtmatigheid, krijgen zij slechts een schadevergoeding als aan de overige twee gezichtspunten meer gewicht kan worden gegeven. Is dit niet het geval, dan wordt de vordering alsnog afgewezen.

[1] HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356, NJ 2023/240, m.nt. J.B.M. Vranken (hierna: Taxibus).

[2] Taxibus, r.o. 4.3, en H. de Hek, ‘Nieuwe gezichtspunten: de Hoge Raad over shockschade’, AP 2022, nr. 4, p. 73-80.

[3] Taxibus, r.o. 4.3.

[4] Taxibus, r.o. 5.2.

[5] E.F.D. Engelhard en I.M. Engelhard, ‘Over gezichtspunten en aannames bij de begrenzing van het recht op schadevergoeding bij shockschade in en na Hoogeveen’, TvP 2024, nr. 1, p. 1-13.

[6] HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958, r.o. 3.5 (hierna: Hoogeveen).

[7] Hoogeveen, r.o. 3.6.

[8] Hoogeveen, r.o. 3.7.

Deel dit artikel: